Column Hans Knot: Mario Welsman twee keer in de publiciteit
Hij noemde zich de meest excentrieke persoonlijkheid van de flower power scene. Na het overlijden van John Lennon in 1980 presteerde hij zich als de enige scherp denkende overgebleven persoon ter wereld. Dan hebben we het over een excentriekeling - Mario Welsman uit Amsterdam - destijds officieel kapper van beroep. Sommige van de radiofans kennen hem nog van een incident op 17 september 1970, waarbij aangenomen dient te worden dat hij weer eens in de publiciteit wenste te komen. Maar ook kom ik terug op een geval van paleisvredebreuk gepleegd door dezelfde Mario Welsman.
Dan heb ik het eerst over een incident op de Noordzee een paar mijl uit de kust van Scheveningen. Een paar week eerder was men aan boord van de MEBO II al verrast geweest door een vermeende poging tot kaping van het zendschip van RNI. Dit door nachtclub eigenaar Kees Manders en zijn kompaan Ir. Heerema. Een alom bekend incident onder de fans van RNI.
Maar op die 17de september 1970, was er andermaal een panieksituatie te horen in de uitzendingen toen deejays de luisteraars vertelden dat een boot, die hen onbekend was, lag afgemeerd naast de MEBO II. Ook werd er weer over een vermeende kaping gesproken. Na enige minuten stopte de berichtgeving en kwam men er ook niet meer op terug in het programma. Andermaal enkele dagen later, op 23 september, werd er in een nieuwsuitzending gewag gemaakt dat er opnieuw problemen waren op het zendschip.
De toen 29-jarige kapper Mario Welsman uit Amsterdam had in de haven van Scheveningen een boot gehuurd met opdracht naar het RNI zendschip te varen. Toen het schip bij de MEBO II was aangekomen vroeg Welsman toestemming aan boord te komen, hetgeen hem in eerste instantie werd geweigerd. Dit aanhorende zei hij tegen de kapitein zich daar niets van aan te trekken en dat hij het schip zou gaan kapen. Toen hij dan ook aan boord klom, werd hij onmiddellijk door bemanningsleden vastgegrepen en opgesloten in één van de hutten. Eerst vertelde de bemanning Mario dat, wanneer hij niet met de gehuurde tender zou teruggaan, hij overboord zou worden gegooid.
De kapitein van de gehuurde boot, de Scheveningen 18, had echter geen zin de kapper mee terug te nemen en dus werd besloten Erwin Meister en Edwin Bollier, de eigenaren van het zendschip, die verbleven in het Grand Hotel in Scheveningen, te informeren. Meister zelf beloofde zo spoedig mogelijk naar het zendschip te komen om de overspannen man terug te brengen aan land. Meister belde met Tom van der Linden (die kortelings invalkapitein was geweest) en vroeg hem, tegen betaling, hem met zijn eigen schip naar de MEBO II te brengen. Tom, die later berucht zou worden als één van de duikers die op 15 mei 1971 een aanslag pleegde aan boord van het zendschip, ging akkoord met zijn eigen schip, de MV Redder, uit te varen met Meister.
Na aankomst bij het zendschip werd er vervolgens in de hut van de kapitein een gesprek gevoerd met Mario Welsman. De kapper vertelde Meister dat hij geruchten had gehoord dat RNI spoedig haar uitzendingen zou stoppen. Ook vertelde hij dat hij zijn poging tot kaping had ondernomen omdat de MEBO II zo’n mooi schip was en dat hij het niet kon uitstaan dat het station uit de ether zou gaan verdwijnen. Het zou een slechte zaak zijn voor de miljoenen luisteraars en ook wilde hij niet dat de bemanning en deejays zonder werk zouden komen te zitten. Toen daar niet serieus genoeg door Meister op werd gereageerd deed Mario Welsman er nog een schepje bovenop.
Hij vertelde Meister dat hij gemachtigd was te onderhandelen tot aankoop van het zendschip in naam van Freddy Heineken, multimiljonair en destijds eigenaar van de Heineken Brouwerijen. Ook toen vertelde Meister hem dat hij niet onder de indruk was van Mario’s verhalen en gaf hij opdracht aan de bemanning Welsman maar weer op te sluiten en te bewaken en hem bij de eerste de beste gelegenheid van boord te laten halen. Waarschijnlijk had Welsman op voorhand een verslaggever van de Telegraaf ingeseind en geïnformeerd over zijn plannen. Niet veel later werd namelijk door een journalist van die krant de MS Dolfijn gehuurd van de firma Vrolijk in Scheveningen om te kijken hoe de situatie er voor zou staan bij de MEBO II.
Aangekomen bij het zendschip werd overeengekomen dat de journalist en dus ook de schipper van de Dolfijn de Amsterdammer mee terug zouden nemen. Onderweg naar de haven vertelde Mario aan de journalist, dat hij graag wat langer op de MEBO II was gebleven maar dat de deejays niet op hem gesteld waren. Een paar jaar eerder had Mario Welsman al de nodige publiciteit getrokken door een keten van zeer exclusieve kapperszaken op te starten in diverse steden in het westen van het land. De start van dit keten werd met een groots georganiseerd feest gevierd, waarbij vele belangrijke en beroemde Nederlanders werden uitgenodigd. Hij was het middelpunt van een gouden party en beweerde hofkapper te zijn van Koningin Elisabeth en dat vele groten der aarde, waaronder Farah Dibah, tot zijn cliënteel behoorden. Binnen een paar jaar waren alle tien winkels al weer gesloten.
Maar Mario Welsman, de kapper met de gouden handjes, zoals hij zichzelf altijd graag noemde, was eerder in 1970 al uitgebreid in de publiciteit geweest toen eind januari een rechtszaak tegen hem werd gehouden in Amsterdam. Waarschijnlijk onder invloed van gedroogd gras en meer had hij in oktober 1969 besloten, omdat hij toch van mening was dat hij vanuit de hemel was gezonden om Amsterdam en ons land te verrijken, het Paleis op de Dam gewapend met goudverf, een schaar en meer te beklimmen.
De dagbladpers meldde hierover dat in feite zijn tocht, die hem in de nacht van 10 oktober 1969 naar het Amsterdamse Paleis op de Dam voerde, wel halsbrekend, maar toch minder hemels was dan hij zich had voorgesteld. ‘Op weg via de gevel naar de machtige Atlas - die met zijn door de tand des tijds wat aangevreten wereldbol boven op het dak van het paleis troont - kwam hij niet met zijn spuitbus vol goudverf en met zijn zakschaartje terecht bij de machtige torser, maar op de vensterbank van de slaapkamer van de dienstwoning van de heer A. Perfors, opzichter en administrateur van het Paleis op de Dam.’
Achteraf bleek dat Mario Welsman pech had gehad, want de heer Perfors werd wakker, greep de kapper bij de benen en vervolgens kwamen beiden in een stevige vechtpartij — en dat was toch een heel wat minder ludiek en hemels gebeuren dan wat Mario van plan was: namelijk Atlas en zijn wereldbol met goud gaan bespuiten. Het resultaat van de vechtpartij was dat de beheerder Perfors niet alleen goudverf in zijn gezicht kreeg gespoten door Welsman, maar ook een scheur in zijn pink die veel bloed opleverde maar ook een bezoekje aan het nabijgelegen ziekenhuis, waar een hechting plaats vond.
Er was meer schade want ook een raam begaf het en al het rumoer rond de beklimming, Mario had zijn vaste fanclub meegenomen, zorgde er ook voor de politie snel ter plaatse was vanuit het Bureau Warmoesstraat. In die tijd werden dergelijke acties snel door de rechtbank behandeld, en werd het niet een kwestie van meer dan een jaar wachten tot een behandeling zou plaats vinden, zoals nu een halve eeuw later. Eind november 1969, dus een maand na het voorval, kreeg Mario Welsman een boete opgelegd van 75 gulden en werd hij bij verstek veroordeeld tot betaling.
Op 27 januari 1970 kwam de huisvredebreuk andermaal aan de orde. Niet dat Mario er die keer wel was: maar zijn verklaringen, afgelegd bij arrestatie en verhoor, lagen keurig uitgetypt ter tafel van de politierechter mr. Ten Kroode. Daaruit bleek, dat Mario Welsman de Atlas en zijn wereldbol had willen bespuiten om op deze manier een gouden net over Amsterdam te leggen, een soort kosmisch net waarmee je zelfs het weer zou kunnen veranderen en waarmee je in ieder geval alle mensen tot goede gedachten kon brengen. En goud spuiten was volgens Mario daartoe het aangewezen middel. Hij wilde helemaal niet inklimmen bij meneer Perfors — dat ging gewoon vanzelf. Hij wilde de man ook helemaal geen pijn doen: dat ging ook vanzelf — of misschien wel door het breken van het raam, dat wist Mario helaas niet meer precies.
Uit de verslagen bleek ook dat hij de toenmalige Koningin Juliana niets wenste aan te doen, mede getuige de uiting dat hij trouw was aan de Kroon. Hij had er nog aan toegevoegd dat hij bereid was dat hij alle geleden financiële schade wenste te vergoeden. In de nadagen van de Flower Power toonde de voornoemde Officier van Justitie zich door deze lieve woorden geroerd. Het idee van algehele bevolkingsverbetering vond hij prachtig maar om dit door middel van huisvredebreuk te doen, achtte hij een minder gelukkige zaak. Hij eiste dan ook 150 gulden boete subsidiair vijftien dagen gevangenis. De rechter betoonde zich nog milder en zo werd Mario bij verstek veroordeeld tot 100 gulden subsidiair tien dagen. Het schaartje en de spuitbus werden verbeurd verklaard en de vergoeding kon hij nog betalen daar het faillissement van zijn kapperszaken pas later inging.
Hans Knot, 31 augustus 2019
- 1
0 Opmerkingen
Aanbevolen antwoorden
Er zijn geen opmerkingen.