Spring naar bijdragen

Column Hans Knot: De omroepwet van 1966


Ik had het een aantal weken geleden al even heel kort over een eventuele wijziging van de toenmalige omroepwet en vandaag nemen we historisch gezien een kijkje in de omroepwet van 1966.

 

Op 3 mei 1966 werd het ontwerp van een nieuwe omroepwet door de toenmalige minister voor Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk ingediend bij de Tweede Kamer. Het belangrijkste in het ontwerp was wel, mits het zou worden aangenomen, dat de opsplitsing van twee organisaties voor radio en voor televisie zou worden opgeheven. En inderdaad zou later een nieuw in het leven geroepen samenwerkingsorgaan, de Nederlandse Omroepstichting (NOS), de plaats innemen van de Nederlandse Radio-Unie en de Nederlandse Televisie-Stichting, die beiden werden opgeheven.

 

De nieuwe wet opende tevens de mogelijkheid tot regionale radio uitzendingen in grote bevolkingscentra, terwijl voorts het recht op rectificatie van feitelijke onjuistheden in radio- en t.v.-uitzendingen werd ingevoerd. Minister Vrolijk had trouwens in een toelichting voor de televisie gezegd, dat het financiële vraagstuk van regionale

uitzendingen een heel groot en moeilijk probleem was.

 

Verdere belangrijke bepalingen, in de ontwerp-omroepwet opgenomen, waren: — Voor de verdeling van de zendtijd werden de omroeporganisaties, al naar hun aanhang, ingedeeld in de groepen A, B en C met resp. 400.000, 250.000 of 100.000 houders van een radio- en-of televisiekaart. De zendtijd werd op basis daarvan verdeeld in een verhouding van 5:3:1.

 

Daarnaast werd er in de nieuwe omroepwet opgenomen dat er zendtijd werd toegewezen aan de Nederlandse Omroep-

Stichting (NOS), welke zendtijd kon gaan variëren van tenminste een vierde gedeelte tot ten hoogste 40 procent van de totale zendtijd. — Aspirant-omroeporganisaties kregen, indien ze aan alle eisen voldeden, per week drie uur zendtijd voor de radio en één uur zendtijd voor de televisie. Voor kerkgenootschappen, politieke partijen en genootschappen op geestelijke grondslag werd in de wet opgenomen dat ten hoogste tien procent van de totale zendtijd voor hen zou worden gereserveerd. In de oude wetgeving was dit tot maximaal 5%.

 

draad.thumb.JPG.5786ac592c59ee68086c0698e3204ffc.JPGHoewel Hilversum 3 al met haar uitzendingen in 1965 was begonnen werd in de toen nieuwe omroepwet vastgelegd dat ‘het lichte radio programma wettelijk verplicht werd gesteld. De commissie, die de radioprogramma’s in die tijd coördineerde, kreeg als gevolg van de nieuwe omroepwet de taak er voor te zorgen, dat op een der netten een ‘programma van verstrooiende aard’ zou worden uitgezonden.

 

Bij Algemene Maatregel van Bestuur werden er tevens nadere regels gesteld betreffende de uitgave van volledige programmabladen, waartoe alleen aan de omroeporganisaties en de aspirant-omroeporganisaties de vrijheid tot publicatie van alle uitzendgegevens van de radio- en televisieprogramma’s werd gegeven.

 

Volgens de nieuwe wet dienden de zuilen zich allen aan te sluiten bij de NOS waaraan zij het recht en de verplichting ontleenden gebruik te maken van studio's en de verdere hulpmiddelen. De nieuwe omroepwet regelde eveneens het recht op rectificatie. Een ieder, die rechtstreeks was betrokken bij een onjuiste of door onvolledigheid misleidende mededeling in een uitzending, kon een rechtzetting vorderen.

 

Aan eventuele nieuwe omroeporganisaties werd via de nieuwe wet de kans gegeven om uitzendingen te verrichten, waarvoor de eisen en getalscriteria nagenoeg dezelfde waren als in het overgangsbestel 1965. Voor de bestaande organisaties gold, dat zij onder hun leden of contribuanten tenminste 100.000 houders van een radio- of televisie-kaart dienden te tellen. Voor de aspirant-omroeporganisaties was dezelfde eis, met dien verstande echter, dat zij minstens 15.000 houders van een radio- of televisie kaart als leden dienden te hebben ingeschreven. Tot voor de inbreng van de conceptwet in 1966 was dit aantal op 10.000 gesteld.

 

In de nieuwe concept omroepwet werd verder bepaald, dat de instellingen, aan wie zendtijd was of werd toegewezen, verplicht werden om mee te werken aan de coördinatie van haar uitzendingen. Deze coördinatie werd noodzakelijk geacht om te komen tot een harmonisch en evenwichtig programma.

 

Als vast college van advies en bijstand voor de regering bleef de radioraad optreden, die echter de naam Omroepraad ging dragen. In het wetsontwerp werd destijds ook aandacht besteed aan de draadomroep, waaronder zowel de oude draadomroep als het toen opkomende centraal antennesysteem werd gerekend. Het doorgeven van de Nederlandse radio- en televisie-uitzendingen via de draadomroep werd verplicht gesteld. Dientengevolge waren na de invoering van de wet knop 1 tot en met 3 van de Draadomroep voor Hilversum 1, 2 en 3 te beluisteren, tenminste op de uren dat ze uitzonden.

 

Voorts zouden aspirant-omroepen en zendgemachtigden, die geen volledige omroeptaak nastreefden (zoals kerkgenootschappen) de gelegenheid krijgen om van de draadomroep gebruik te maken. In het al bestaande financieringsstelsel bracht de nieuwe concept omroepwet geen veranderingen. De heffing van de luister- en

kijkgelden zou later, zo werd bekend gemaakt, in een afzonderlijke wet worden geregeld. Let wel de concept versie werd in mei 1966 openbaar gemaakt en er zouden nog vele discussies worden gevoerd alvorens de wet van kracht zou worden. Ongetwijfeld kom ik daar nog eens op terug.

 

Hans Knot, 6 maart 2021

  • Vind ik leuk 1

0 Opmerkingen


Aanbevolen antwoorden

Er zijn geen opmerkingen.

Gast
Een opmerking toevoegen...

×   Plakken als rijke tekst.   Opmaak herstellen

  Er zijn maximaal 75 emoji toegestaan.

×   Je link is automatisch geïntegreerd.   In plaats daarvan als link tonen

×   Je voorgaande bijdrage is hersteld.   Tekstverwerker leegmaken

×   Je kunt afbeeldingen niet direct plakken. Upload of voeg afbeeldingen in vanaf URL.

Laden...


×
×
  • Nieuwe aanmaken...

Belangrijke informatie

Door gebruik te maken van deze website ga je akkoord met Gebruiksvoorwaarden, Privacybeleid en Richtlijnen.